Alle turnsters gaan graag over de kop en willen salto’s, overslagen en flikflakken leren. Maar hoe begin je hier aan, als je eigenlijk altijd handen te kort komt, het overzicht wilt houden, het waarborgen veiligheid bovenaan staat en toch alle 20 turnsters iets wilt leren?
Veiligheid staat in de turnlessen voorop. Dat betekent veilige situaties, maar ook waar nodig vangen of hulpverlenen. Echter is dan een valkuil, dat je snel het overzicht verliest en er alsnog onveilige situaties kunnen ontstaan.
Dus hoe kunnen die 20 turnsters toch salto’s, overslagen en flikflakken leren, zonder dat je continue aan het vangen en/of hulpverlenen bent?
Het ontleden van elementen helpt daarbij. Deel de beweging op in fases. Werk aan de voorbereidende fase, de inleidende fase, de hoofdfase, de resultaatfase en de eindfase in verschillende situaties, zonder het element écht te turnen. Op die manier kun je een circuitje vormgeven, waarin alle turnsters actief aan het werk zijn met het lesdoel en jij het overzicht kunt houden. Als deze fases als “puzzelstukjes” goed geoefend zijn, is het samenvoegen van de puzzelstukjes tot de daadwerkelijke beweging voor zowel de turnsters als de train(st)ers een stuk makkelijker!
Bewegingsfasering [enkelvoudige beweging]
- Voorbereidende fase: Beginhouding/klaarstaan
- Inleidende fase: Het lichaam in de juiste positie/houding brengen
- Hoofdfase: Door middel van spieractiviteit energie leveren, om de beweging mogelijk te maken. Bijvoorbeeld: de buig-strek actie van het been voor de handstand.
- Resultaatfase: Er wordt geen energie meer toegevoegd. Bijvoorbeeld: de handstand.
- Eindfase: Komen tot een stabiele eindhouding. Bij springvormen is dit de landing.
Bosman, M. & Hoeboer, J. (2008). De Bouwstenen: Van het turnen op school. Haagse Hogeschool, Academie voor Sportstudies.
In de inleiding van “De Beweegniveaus’ zijn de belangrijkste bewegingen opgedeeld in deze fases. Met name voor de hoofdfase zijn er vaak verschillende oefeningen te verzinnen om het element beter te kunnen uitvoeren. De hoofdfase is de fase waar er energie wordt toegevoegd aan het element, waardoor de resultaatfase makkelijker of beter wordt. De hoofdfase is de fase waarin er de meeste spieractiviteit wordt geleverd. Door aan deze actie te werken, bijvoorbeeld de buig-strekactie van het been voor de overslag, of de kurbet van de flikflak, of de strek-vouwbeweging van de kip, of de beweging naar klein en bol voor de salto, wordt het resultaat makkelijker en beter!