Alle turn(st)ers willen wel een beetje de kwaliteiten van Olympische kampioenen. Zoals de sierlijkheid van Sanne Wevers, of de spierballen van Epke Zonderland. Dat zijn hun turnhelden. Maar wat alle turn(st)ers bovenal zelf erg leuk vinden aan het turnen, is het over de kop gaan en steeds nieuwe dingen leren. Die perfecte strakke benen en tenen in een radslag, of de perfecte technische houdingen in een zwaai, zijn dan niet altijd even belangrijk. Het gaat er voor deze turnsport-liefhebbers vooral om dat zij een steeds betere, gecontroleerde handstand leren en misschien wel ooit een overslag kunnen!
Binnen de turnsport is het gebruikelijk dat het leerproces wordt getest tijdens wedstrijden. Het wedstrijdturnen betekent dat zij onderling de strijd aan gaan, waarbij de oefeningen worden beoordeeld door een jury. Deze jury let altijd op netheid (strakke benen & tenen) en techniek. Zij brengen in kaart in hoeverre het element afwijkt van perfect en daarop wordt het eindcijfer gebaseerd.
Als eindelijk de buikdraai zelf lukt, maar deze nog niet zo netjes en technisch perfect is, kan het eindcijfer van de hele oefening alsnog tegenvallen. En dat is jammer, want… Het element lukte tenslotte eindelijk zelf!
Binnen het Kleuren Turnen zijn om deze reden de lagere kleuren niet gekoppeld aan het wedstrijdturnen. Binnen de lagere kleuren worden Diploma’s geboden die de ontwikkeling van de turnster in kaart brengen. Op deze manier wordt het leerproces van bijvoorbeeld de buikdraai inzichtelijk en wel positief beoordeeld.
Per kleur zijn er methodische lesdoelen bepaald en deze worden getoetst tijdens een Diploma Turndag. Dan wordt bepaald of zij het lesdoel:
- Nog niet beheerst;
- Of met hulpverlenen kan;
- Of zelfstandig uit kan voeren;
- Of zelfstandig en goed gecontroleerd uit kan voeren;
- Of zelfstandig, goed en zelfs mooi kan uitvoeren.
Het Diploma Turnen wordt gekenmerkt door:
– Het tonen van methodische doelen, in plaats van het tonen van een volledige oefening.
– De deelnemers krijgen eventueel een extra beurt om het doel te laten zien of te verbeteren, in plaats van één kans voor de best mogelijke score.
– Ze worden door juryleden beoordeeld op basis van de kwaliteit van uitvoeren, in plaats van een D- & een E-score.
– Op de diploma’s wordt per element (lesdoel) aangegeven op welke manier de turn(st)er het lesdoel beheerst. Er worden geen aftrekken bepaald en er wordt dus geen eindcijfer gegeven.
– De juryleden hoeven geen brevet te hebben en kunnen betrokkenen of oudere sporters zijn. Zij mogen ook feedback geven en de deelnemer het nogmaals laten proberen. Zo zijn de juryleden behulpzaam en benaderbaar, in plaats van zwijgend en spannend.
– Er is plek op het podium voor alle deelnemers, waarbij er onderscheid wordt gemaakt tussen brons, zilver en goud, in plaats van alleen een medaille voor alleen de beste 3 deelnemers.
– Het Diploma Turnen kan worden ingezet als scoutingsmiddel om te kijken of er sporters zijn met een snelle ontwikkeling en dus mogelijk kunnen worden uitgedaagd binnen een selectiegroep.
– Het Diploma Turnen is levendig, leuk, leerzaam en dynamisch, in plaats van dat het stil is in de zaal en kinderen veel moeten wachten op hun beurt.
Op deze manier de ontwikkeling in kaart brengen is helder voor de turn(st)ers, voor de ouders en voor de train(st)ers. Het is een positieve stimulering om het bij de volgende Diploma Turndag weer wat beter te doen en zijn/haar ontwikkeling te tonen!